donderdag 20 augustus 2015

Dag 5, Zaterdag 25 juli: Pahrump – Death Valley – Beatty

Vandaag passeren we de grens tussen Nevada en Californië op weg naar Death Valley National Park, een van de warmste plaatsen op aarde en ook eentje die grossiert in records. Laagste punt in de USA, warmste temperaturen in de USA en nog wel enkele meer. Zoals alle Amerikaanse Nationale Parken is ook dit park een park met een variëteit aan landschappen. Een lange centrale vallei met allerhande bijzondere kenmerken: zoutmeren, kleurrijke bergen van allerhande delfstoffen, permanent water op plekken die er droog en dor uitzien, kraters van vulkanen, duinen en natuurlijke bruggen en canyons.
We gaan eerst op weg naar Badwater, het laagste punt van de USA, - 85,5 m. Hier ligt de uitloper van een flink zoutmeer dat toegankelijk is gemaakt voor de toeristen. Je kunt er op lopen. Rangers hebben hier en daar een gat in de zoutvloer gemaakt waardoor je ziet dat er net onder het oppervlak nog water staat. Overdag verdampt het water, waar het blijft hangen tussen de bergen en ’s nachts slaat het door de koude nachttemperatuur weer neer; een eigen ecosysteempje. Bij Badwater is de zoutvlakte glad, waar die op andere plaatsen veel onregelmatiger is. Terwijl we tot nu toe weinig andere mensen zagen, wordt dat van nu af anders. Vanaf nu rijden we steeds in colonnes van meerdere auto’s. We verplaatsen ons naar de natural bridge die een paar mijl verderop ligt. Een wandelingetje van 1 mijl heen en weer tot aan de brug en nog wat verder tot de waterval. De natural bridge is ontstaan door water-erosie, iets wat je je in deze hitte niet kunt voorstellen; het is inmiddels net 100 F geworden.
Het is een flinke brug en het mooie ervan is dat hij dus ook lekker veel schaduw biedt. Maar wij willen nog wel even door. Verderop in de canyon is een wand waarop “kaarsvetdruppels” lijken te plakken. Het blijken druppels van modder te zijn. Als er water over de rand van de canyon naar beneden stroomt verdampt het water zo snel dat de modderrestjes tegen de wand blijven plakken en zo deze druppels en strepen vormen. De waterval is, hoe kan het ook anders, kurkdroog, maar je kunt goed zien dat er hier toch flink wat water omlaag gekomen is. Het wandelingetje heen en terug is nog goed te doen ondanks de temperatuur. Dan op weg naar de Devils Golf Course, dat nog het meest wegheeft van een heel grof omgeploegde akker waarop zoutresten zitten, waarbij een buitenmaat ploeg is gebruikt. Als het stil is hoor je de zoutkristallen open knappen. Op weg naar Furnache Creek rijden we eerst nog even over de Artist Drive. Deze eenrichtingsweg brengt je langs landschappen met bijzondere kleuren in de bodem en vaak meerdere kleuren bij elkaar. Het grappige is dat wanneer er een auto ergens stopt er steeds wel ook andere auto’s stoppen om te zien wat er zo bijzonder is. De weg kronkelt zich door het gebergte en het moet een hell of a job zijn geweest om hier alsfalt te leggen. Het is een hele mooie weg en we genieten volop. Vlak voor Furnache Creek, waar ook het rangers station is, ligt de Golden Canyon. Een wandeling van ruim 2 mijl heen en weer. Het is inmiddels flink warm geworden, boven de 110 F, maar wij denken wel dat we zo’n wandelingetje aankunnen. Genoeg water in de rugzak, zonnehoeden op en flink insmeren tegen de zon. In de Canyon zie je hoe het gebergte is ontstaan.
De druk van onderaf heeft de aardlagen gebroken en de randen van die breuk zijn in lagen aan de oppervlakte gekomen. Hier zijn de verschillende aardlagen redelijk dik, maar op andere plaatsen die we nog zullen gaan bezoeken zijn ze soms maar flinterdun. De Golden Canyon is lichtgelig van kleur, met hier en daar rode accenten. Het is er flink warm en omdat alle markeringen ontbreken, hebben we geen idee hoever we al zijn. We verwachten eigenlijk dat je bij een bepaald uitzichtpunt komt, maar dat blijkt niet het geval. We weten dat je door kunt lopen en dan uiteindelijk bij Zabrisky Point kunt uitkomen. Als we het te warm vinden worden keren we om, we hebben dan al ruim de mijl in de canyon afgelegd en hebben geen eindpunt kunnen traceren. Op de terugweg merken we pas hoe vermoeiend deze wandeling in de hitte is. We moeten regelmatig stoppen om water de drinken. Als we uiteindelijk terug zijn bij de auto en ook weer koel water uit onze koelbox kunnen drinken besluiten we dat het wel even genoeg is geweest met wandelen en we rijden naar het rangers station.
We begrijpen nu weer waarom er bordjes staan dat wandelen in de Death Valley na 10 A.M. gevaarlijk is en voorkomen moet worden. Bij het ranger station blijkt dat de temperatuur rond de 114 F schommelt vandaag, dus ruim 45 C. Als we het met airco gekoelde gebouw binnenkomen, blijkt pas hoe warm het buiten was en hoezeer we transpireren. Binnen staat de melding dat de temperatuur vandaag extreem is, dat we dat maar weten. We kopen de Nationale Park Pas, want we zullen nog wel heel wat parkgrenzen passeren en dan hoeven niet steeds opnieuw af te rekenen. Voor $ 80,- ben je uit en thuis. Na deze stop besluiten we nog even bij Zabrisky Point te gaan kijken en daarna naar onze eindbestemming van vandaag te rijden, Beatty NV. Zabrisky Point is bekend vanwege het mooie uitzicht. Bij Zabrisky Point zie je een serie gele heuvels in een fraai patroon liggen. Zabrisky was een ondernemer die in de Death Valley mineralen en erts opgroef, tot die minder waard werden en mijnbouw in dit gebied onrendabel werd. Toen besloot hij dat er ook genoeg te genieten was en bouwde een hotel om daarmee over te schakelen op toerisme. Een vooruitziende blik, want de toeristenstromen in de Death Valley zijn enorm, al valt het in de zomer nog erg mee. Ons kan Zabrisky Point niet zo boeien en we rijden naar onze eindbestemming. Beatty blijkt een troosteloos plaatsje net buiten de rand van Death Valley te zijn. Er zijn slechts weinig hotels, nog minder eetgelegenheden en geen enkele supermarkt. Gelukkig hebben we nog wat voorraad, anders hadden we hier het nakijken gehad. We besluiten bij de plaatselijke Family Diner te gaan eten, maar die hebben alleen sandwiches, pizza’s en lasagna.
Daar hebben we niet zo veel trek in, dus rijden we naar Dennys, dat verstopt zit in het plaatselijke casino. Het eten is standaard, de bediening ronduit chagrijnig en daarmee verliest ook Dennys een beetje zijn glans. Wij slapen in het naastgelegen Motel 6 en ook daar is service niet een kernkwaliteit. In de lift horen we van een “medebewoner”, dat er op de benedenverdieping een krekelplaag woedt. Wij zijn blij dat we op de derde etage verblijven. Wij hebben enkel last van gillende kinderen die in de gangen spelen en hotelgasten die zich in de kamerdeur vergissen en aan die van ons staan te rammelen. We zijn zo moe dat we er nauwelijks wakker van worden.